Onderdeappelboom heeft een nieuw vrijdag vertelselke. En ik moet zeggen: het kan weer tellen. Madam appelboom legt de lat verdomd hoog voor haar medebloggers. ‘k Gaan echt eens wat meer tijd moeten uittrekken voor mijn schrijfsels! Dat ik tenminste tot aan haar literaire enkels geraak nondemille!

 Wat het stokje betreft. Ook hier is er een directe link naar de grootvader. Wegens 2 werkende ouders werd ik voor en na school bij de grootvader ondergebracht. Grootvaders huis had een tuin, maar daar zwaaide grootmoeder de plak. Daarom dat grootvader er niet beter op gevonden had om een eindje verder een verwaarloosde lap grond te huren. Dit was DE RANCH.

 Een stuk wildernis waar niemand in geen eeuwen had naar omgekeken en waarop hij kippen hield en een pony voor de kleinkinders. De pony was wegens slechte manieren voorbestemd voor een carrière in de lijmindustrie. Grootvader vond het een schoon beesteke, dacht dat het met die slechte manieren wel zou meevallen en ‘redde’ het beestje voor een zacht prijsje. Waarna ik tijdens de eerste ontmoeting prompt getrakteerd werd op een kloeke schop die me meters in de lucht capituleerde en me op 5 centimeter na bijna tot castraat omtoverde. Hij is de rest van zijn leven ne valsaard gebleven. Maar wel ne schone valsaard.

 Ge kunt het niet echt tuinliefde noemen bij de grootvader. Want de wildernis is al die jaren wildernis gebleven. Met moestuingedoe moest ge bij de grootvader niet af komen. Liever was hij in zijn schuur bezig met het bewerken van hout en metaal. Hij bricoleerde graag. En de ranch gaf hem een plek om buiten te bricoleren. Een kippenhok in mekaar steken, beschutting voor de pony bouwen. Van die zaken, maar bitter weinig gewroet in de grond.

Ik heb er een voorliefde voor een schone lap grond met bomen en fors uit de kluiten gewassen kippen aan overgehouden (pony’s zie ik wat minder graag). En ik denk dat ik volgend jaar aan een cursus houtbewerking begin (al was het maar om zulk een kippenhok te kunnen maken).